• uit·bak·ken

uitbakken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbakken
bakte uit
uitgebakken
zwak -t

gemengd

volledig
  1. (kookkunst) door bakken het vet uit het vlees verwijderen
    • Neem een grote pan, ik kies voor een paellapan, die in de oven kan en leg hierin de boerenkarbonaden. Laat langzaam het vet uitbakken en het vlees bruinbakken. [2] 
    • De kool schaven, het liefst op de mandoline, met de kaasschaaf kan ook. Ruim zout over de kool strooien en minstens een uurtje laten staan, dit is voor de bite. De cervelaatworst zachtjes uitbakken tot ze krokant is. [3] 
93 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 04 jan. 2016 Boerenkarbonaden met groenten in de oven
  3. De Telegraaf FELIX WILBRINK 17 jan. 2018 Witte kool stamppot
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be