trivialiteit
- tri·vi·a·li·teit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trivialiteit | trivialiteiten |
verkleinwoord | - | - |
de trivialiteit v het triviaal zijn: [1]
- gewoonheid, alledaagsheid
- (pejoratief) platvloersheid, vulgariteit, platheid, laagheid
- onbeduidendheid
- (wiskunde) evidentie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord trivialiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.