vulgariteit in stro
  • vul·ga·ri·teit
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘platheid’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afleiding van vulgair met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vulgariteit vulgariteiten
verkleinwoord

de vulgariteitv [3]

  1. iets wat heel ordinair en plat is
    • Op zijn Facebookpagina verklaart Romney waarom Ted Cruz zijn stem krijgt. Dat blijkt vooral een anti-Trumpstem te zijn, een stem tegen wat de voormalig kandidaat Trumpisme noemt. Hij schrijft dat dat gelijk staat aan 'racisme, misogynie, kwezelarij, xenofobie, vulgariteit en, sinds kort, bedreigingen en geweld. Ik walg van al deze dingen.'[4] 
    • De school toonde zich maandag teleurgesteld over de beslissing. Zij kan nu naar eigen zeggen niet meer ervoor zorgen dat leerlingen naar school kunnen gaan in 'omgeving vrij van seksuele inhoud en vulgariteit'. De meisjes zijn blij dat hun recht is onderstreept om voor een goede zaak op te komen.[5] 
95 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]