platitude
- pla·ti·tu·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemeenplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | platitude | platitudes |
verkleinwoord |
de platitude v
- platte of afgezaagde zinsnede
- - Ik begon het gesprek met de platitude 'heb je een vuurtje voor me?'.
- - De politicus bediende zich van de platitude dat we wel rekening moeten houden met toekomstige generaties.
1. platte of afgezaagde zinsnede
- Het woord platitude staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "platitude" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "platitude" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be