smerigheid
- Geluid: smerigheid (hulp, bestand)
- sme·rig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smerigheid | smerigheden |
verkleinwoord |
de smerigheid v
- iets wat heel vettig is
- Al zijn kleren waren vies geworden door de smerigheid die op de fietsketting zat.
- iets wat heel vies is
- De hond nam alle smerigheid van buiten mee naar binnen.
- iets wat aanstootgevend is
- De man keek naar alle smerigheid die te vinden was op internet.
- [2] viezigheid, goorheid, viesheid, vuil, vuilheid
- [3] schunnigheid, vuiligheid, obsceniteit, viespeukerij
- Het woord smerigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smerigheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be