traumatiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van traumatiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | traumatiseren | te traumatiseren | ||||||||
toekomend | zullen traumatiseren | te zullen traumatiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getraumatiseerd | te hebben getraumatiseerd | ||||||||
toekomend | getraumatiseerd zullen hebben | getraumatiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
traumatiserend | getraumatiseerd | ev. traumatiseer |
mv. verouderd traumatiseert |
traumatisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | traumatiseer | traumatiseert | traumatiseert | traumatiseert | traumatiseert | traumatiseren | traumatiseren | traumatiseren | |||
verleden (o.v.t.) | traumatiseerde | traumatiseerde | traumatiseerde | traumatiseerde | traumatiseerde | traumatiseerden | traumatiseerden | traumatiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal traumatiseren | zult/zal traumatiseren | zult/zal traumatiseren | zult traumatiseren | zal traumatiseren | zullen traumatiseren | zullen traumatiseren | zullen traumatiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou traumatiseren | zou traumatiseren | zou(dt) traumatiseren | zoudt traumatiseren | zou traumatiseren | zouden traumatiseren | zouden traumatiseren | zouden traumatiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getraumatiseerd | hebt getraumatiseerd | hebt/heeft getraumatiseerd | hebt getraumatiseerd | heeft getraumatiseerd | hebben getraumatiseerd | hebben getraumatiseerd | hebben getraumatiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had getraumatiseerd | had getraumatiseerd | had getraumatiseerd | hadt getraumatiseerd | had getraumatiseerd | hadden getraumatiseerd | hadden getraumatiseerd | hadden getraumatiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getraumatiseerd hebben | zal/zult getraumatiseerd hebben | zult/zal getraumatiseerd hebben | zult getraumatiseerd hebben | zal getraumatiseerd hebben | zullen getraumatiseerd hebben | zullen getraumatiseerd hebben | zullen getraumatiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getraumatiseerd hebben | zou getraumatiseerd hebben | zou/zoudt getraumatiseerd hebben | zoudt getraumatiseerd hebben | zou getraumatiseerd hebben | zouden getraumatiseerd hebben | zouden getraumatiseerd hebben | zouden getraumatiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getraumatiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getraumatiseerd | er is getraumatiseerd | |||||||||
verleden | er werd getraumatiseerd | er was getraumatiseerd | |||||||||
toekomend | er zal getraumatiseerd worden | er zal getraumatiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getraumatiseerd worden | er zou getraumatiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm getraumatiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getraumatiseerd worden | getraumatiseerd te worden | ||||||||
toekomend | getraumatiseerd zullen worden | getraumatiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getraumatiseerd zijn | getraumatiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | getraumatiseerd zullen zijn | getraumatiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getraumatiseerd | wordt getraumatiseerd | wordt getraumatiseerd | wordt getraumatiseerd | wordt getraumatiseerd | worden getraumatiseerd | worden getraumatiseerd | worden getraumatiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getraumatiseerd | werd getraumatiseerd | werd getraumatiseerd | werdt getraumatiseerd | werd getraumatiseerd | werden getraumatiseerd | werden getraumatiseerd | werden getraumatiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getraumatiseerd worden | zult getraumatiseerd worden | zult getraumatiseerd worden | zult getraumatiseerd worden | zal getraumatiseerd worden | zullen getraumatiseerd worden | zullen getraumatiseerd worden | zullen getraumatiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getraumatiseerd worden | zou getraumatiseerd worden | zou/zoudt getraumatiseerd worden | zoudt getraumatiseerd worden | zou getraumatiseerd worden | zouden getraumatiseerd worden | zouden getraumatiseerd worden | zouden getraumatiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getraumatiseerd | bent getraumatiseerd | bent/is getraumatiseerd | zijt getraumatiseerd | is getraumatiseerd | zijn getraumatiseerd | zijn getraumatiseerd | zijn getraumatiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was getraumatiseerd | was getraumatiseerd | was getraumatiseerd | waart getraumatiseerd | was getraumatiseerd | waren getraumatiseerd | waren getraumatiseerd | waren getraumatiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getraumatiseerd zijn | zult getraumatiseerd zijn | zult getraumatiseerd zijn | zult getraumatiseerd zijn | zal getraumatiseerd zijn | zullen getraumatiseerd zijn | zullen getraumatiseerd zijn | zullen getraumatiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getraumatiseerd zijn | zou getraumatiseerd zijn | zou/zoudt getraumatiseerd zijn | zoudt getraumatiseerd zijn | zou getraumatiseerd zijn | zouden getraumatiseerd zijn | zouden getraumatiseerd zijn | zouden getraumatiseerd zijn |