Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Traktortraktor
  • trac·tor
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘trekker van voertuigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1928 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tractor tractoren
tractors
verkleinwoord tractortje tractortjes

de tractorm

  1. (techniek), (verkeer) motorvoertuig dat dient tot het voorttrekken van landbouwwerktuigen, machines enz
    • Die tractor blokkeerde een tijdlang alle verkeer op de weg. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]


tractor m

  1. (techniek), (verkeer) tractor


enkelvoud meervoud
tractor tractors

tractor

  1. (techniek), (verkeer) tractor


tractor m

  1. (techniek), (verkeer) tractor


tractor m

  1. (techniek), (verkeer) (Europees Portugees) tractor
  • (Braziliaans Portugees) trator


enkelvoud meervoud
tractor tractores

tractor m

  1. (techniek), (verkeer) tractor