touche

Niet te verwarren met: touch, touché, toucher

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  touche    (hulp, bestand)
• IPA: / tuʃ / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• tou·che

Woordherkomst en -opbouw

• m: van Duits Tusch
• v/m: van Frans touche

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	touche	touches
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de touche m

1. (muziek) een of meer krachtig geblazen tonen op een trompet

   • Verder kwam ik niet, want een in boerenkielen gehulde hoempaband die ik nog niet eerder had opgemerkt, walste over mij heen met een zwaar aangezette touche die de zaal bewoog tot een vrolijk ‘Zone goeje hebbe wij nog nie gehad’ - en nog eens, al viel dat op zichzelf nog zeer te bezien. 

Synoniemen

• [1] trompetstoot, fanfare

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	touche	touches
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de touche v / m

1. (schilderkunst) manier waarop een schilder een penseel over het doek beweegt om wat verf aan te brengen

   • Door een goed gebruik van touche kan men verschillende vlakken van een voorwerp beter laten uitkomen. 

2. in details kenmerkende vormgeving

   • Ik bedoel dit: in ‘Boekenspiegel’ is de taal geworden tot technische behandelingsmethode: die van de cerebrale verhandeling. En die is bij alle recensenten voor alle boeken precies gelijk. Misschien voelt men daar in Holland in elk opstel weer een andere, markante touche, waardoor men de schrijver van het opstel herkent en ineens ook wat van het boek aanvoelt, voor mij is het onmogelijk. 

3. direct contact met de hand

   • Dan riepen de dames "touche, touche" en spoedden zich de stronk bij de atrofie aan te raken. Dat bracht geluk voor de ganse nacht. 

Synoniemen

• [1] kleuropbrenging, penseelstreek, penseelvoering, toets
• [2] stijl
• [3] aanraking

Uitdrukkingen en gezegden

• [2] touche hebben
  sjans hebben

Verwante begrippen

naar de vorm; ook aan het Frans ontleend

• touchant, touché, touche-à-tout, toucher, toucheren

Gangbaarheid

• Het woord touche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "touche" herkend door:

83 %	van de Nederlanders;
87 %	van de Vlamingen.

Frans

Hals met toets (zwart) van een viool

Uitspraak

• Geluid:  touche    (hulp, bestand)

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
touche	la touche	touches	les touches

Zelfstandig naamwoord

touche v

1. (muziekinstrument): de toets op de hals van een snaarinstrument

Verwante begrippen

• chevalet, corde, frette, guitare, manche, violon

Werkwoord

vervoeging van
toucher

touche

1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van toucher
2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van toucher
3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van toucher