• to·mo·gra·fie
enkelvoud meervoud
naamwoord tomografie tomografieën
verkleinwoord - -

de tomografiev

  1. (medisch) röntgenfoto waarbij slechts één vlak scherp wordt afgebeeld (doorsnede)
40 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[2]


  • IPA: /tɔmɔɡrafɪjɛ/
  • to·mo·gra·fie

tomografie v

  1. tomografie; het op non-invasieve wijze maken van een tweedimensionale afbeelding die een doorsnede weergeeft van een driedimensionaal object