toewijzen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toewijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toewijzen | toe te wijzen | ||||||||
toekomend | zullen toewijzen toe zullen wijzen |
te zullen toewijzen toe te zullen wijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegewezen | te hebben toegewezen | ||||||||
toekomend | toegewezen zullen hebben | toegewezen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toewijzend | toegewezen | ev. wijs toe |
mv. verouderd wijst toe |
wijze toe (bijzin) toewijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wijs toe | wijst toe | wijst toe | wijst toe | wijst toe | wijzen toe | wijzen toe | wijzen toe | |||
verleden (o.v.t.) | wees toe | wees toe | wees toe | wees toe | wees toe | wezen toe | wezen toe | wezen toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toewijzen | zult/zal toewijzen | zult/zal toewijzen | zult toewijzen | zal toewijzen | zullen toewijzen | zullen toewijzen | zullen toewijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toewijzen | zou toewijzen | zou(dt) toewijzen | zoudt toewijzen | zou toewijzen | zouden toewijzen | zouden toewijzen | zouden toewijzen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toewijs | toewijst | toewijst | toewijst | toewijst | toewijzen | toewijzen | toewijzen | |||
verleden (o.v.t.) | toewees | toewees | toewees | toewees | toewees | toewezen | toewezen | toewezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toewijzen toe zal wijzen |
zult/zal toewijzen toe zult/zal wijzen |
zult/zal toewijzen toe zult/zal wijzen |
zult toewijzen toe zult wijzen |
zal toewijzen toe zal wijzen |
zullen toewijzen toe zullen wijzen |
zullen toewijzen toe zullen wijzen |
zullen toewijzen toe zullen wijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toewijzen toe zou wijzen |
zou toewijzen toe zou wijzen |
zou(dt) toewijzen toe zou(dt) wijzen |
zoudt toewijzen toe zoudt wijzen |
zou toewijzen toe zou wijzen |
zouden toewijzen toe zouden wijzen |
zouden toewijzen toe zouden wijzen |
zouden toewijzen toe zouden wijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegewezen | hebt toegewezen | hebt/heeft toegewezen | hebt toegewezen | heeft toegewezen | hebben toegewezen | hebben toegewezen | hebben toegewezen | |||
verleden (v.v.t.) | had toegewezen | had toegewezen | had toegewezen | hadt toegewezen | had toegewezen | hadden toegewezen | hadden toegewezen | hadden toegewezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegewezen hebben | zal/zult toegewezen hebben | zult/zal toegewezen hebben | zult toegewezen hebben | zal toegewezen hebben | zullen toegewezen hebben | zullen toegewezen hebben | zullen toegewezen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegewezen hebben | zou toegewezen hebben | zou/zoudt toegewezen hebben | zoudt toegewezen hebben | zou toegewezen hebben | zouden toegewezen hebben | zouden toegewezen hebben | zouden toegewezen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegewezen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegewezen | er is toegewezen | |||||||||
verleden | er werd toegewezen | er was toegewezen | |||||||||
toekomend | er zal toegewezen worden | er zal toegewezen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegewezen worden | er zou toegewezen zijn | |||||||||
lijdende vorm toegewezen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegewezen worden | toegewezen te worden | ||||||||
toekomend | toegewezen zullen worden | toegewezen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegewezen zijn | toegewezen te zijn | ||||||||
toekomend | toegewezen zullen zijn | toegewezen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegewezen | wordt toegewezen | wordt toegewezen | wordt toegewezen | wordt toegewezen | worden toegewezen | worden toegewezen | worden toegewezen | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegewezen | werd toegewezen | werd toegewezen | werdt toegewezen | werd toegewezen | werden toegewezen | werden toegewezen | werden toegewezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegewezen worden | zult toegewezen worden | zult toegewezen worden | zult toegewezen worden | zal toegewezen worden | zullen toegewezen worden | zullen toegewezen worden | zullen toegewezen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegewezen worden | zou toegewezen worden | zou/zoudt toegewezen worden | zoudt toegewezen worden | zou toegewezen worden | zouden toegewezen worden | zouden toegewezen worden | zouden toegewezen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegewezen | bent toegewezen | bent/is toegewezen | zijt toegewezen | is toegewezen | zijn toegewezen | zijn toegewezen | zijn toegewezen | |||
verleden (v.v.t.) | was toegewezen | was toegewezen | was toegewezen | waart toegewezen | was toegewezen | waren toegewezen | waren toegewezen | waren toegewezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegewezen zijn | zult toegewezen zijn | zult toegewezen zijn | zult toegewezen zijn | zal toegewezen zijn | zullen toegewezen zijn | zullen toegewezen zijn | zullen toegewezen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegewezen zijn | zou toegewezen zijn | zou/zoudt toegewezen zijn | zoudt toegewezen zijn | zou toegewezen zijn | zouden toegewezen zijn | zouden toegewezen zijn | zouden toegewezen zijn |