toejuichen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toejuichen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toejuichen | toe te juichen | ||||||||
toekomend | zullen toejuichen toe zullen juichen |
te zullen toejuichen toe te zullen juichen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegejuicht | te hebben toegejuicht | ||||||||
toekomend | toegejuicht zullen hebben | toegejuicht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toejuichend | toegejuicht | ev. juich toe |
mv. verouderd juicht toe |
juiche toe (bijzin) toejuiche | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | juich toe | juicht toe | juicht toe | juicht toe | juicht toe | juichen toe | juichen toe | juichen toe | |||
verleden (o.v.t.) | juichte toe | juichte toe | juichte toe | juichte toe | juichte toe | juichten toe | juichten toe | juichten toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toejuichen | zult/zal toejuichen | zult/zal toejuichen | zult toejuichen | zal toejuichen | zullen toejuichen | zullen toejuichen | zullen toejuichen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toejuichen | zou toejuichen | zou(dt) toejuichen | zoudt toejuichen | zou toejuichen | zouden toejuichen | zouden toejuichen | zouden toejuichen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toejuich | toejuicht | toejuicht | toejuicht | toejuicht | toejuichen | toejuichen | toejuichen | |||
verleden (o.v.t.) | toejuichte | toejuichte | toejuichte | toejuichte | toejuichte | toejuichten | toejuichten | toejuichten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toejuichen toe zal juichen |
zult/zal toejuichen toe zult/zal juichen |
zult/zal toejuichen toe zult/zal juichen |
zult toejuichen toe zult juichen |
zal toejuichen toe zal juichen |
zullen toejuichen toe zullen juichen |
zullen toejuichen toe zullen juichen |
zullen toejuichen toe zullen juichen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toejuichen toe zou juichen |
zou toejuichen toe zou juichen |
zou(dt) toejuichen toe zou(dt) juichen |
zoudt toejuichen toe zoudt juichen |
zou toejuichen toe zou juichen |
zouden toejuichen toe zouden juichen |
zouden toejuichen toe zouden juichen |
zouden toejuichen toe zouden juichen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegejuicht | hebt toegejuicht | hebt/heeft toegejuicht | hebt toegejuicht | heeft toegejuicht | hebben toegejuicht | hebben toegejuicht | hebben toegejuicht | |||
verleden (v.v.t.) | had toegejuicht | had toegejuicht | had toegejuicht | hadt toegejuicht | had toegejuicht | hadden toegejuicht | hadden toegejuicht | hadden toegejuicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegejuicht hebben | zal/zult toegejuicht hebben | zult/zal toegejuicht hebben | zult toegejuicht hebben | zal toegejuicht hebben | zullen toegejuicht hebben | zullen toegejuicht hebben | zullen toegejuicht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegejuicht hebben | zou toegejuicht hebben | zou/zoudt toegejuicht hebben | zoudt toegejuicht hebben | zou toegejuicht hebben | zouden toegejuicht hebben | zouden toegejuicht hebben | zouden toegejuicht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegejuicht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegejuicht | er is toegejuicht | |||||||||
verleden | er werd toegejuicht | er was toegejuicht | |||||||||
toekomend | er zal toegejuicht worden | er zal toegejuicht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegejuicht worden | er zou toegejuicht zijn | |||||||||
lijdende vorm toegejuicht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegejuicht worden | toegejuicht te worden | ||||||||
toekomend | toegejuicht zullen worden | toegejuicht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegejuicht zijn | toegejuicht te zijn | ||||||||
toekomend | toegejuicht zullen zijn | toegejuicht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegejuicht | wordt toegejuicht | wordt toegejuicht | wordt toegejuicht | wordt toegejuicht | worden toegejuicht | worden toegejuicht | worden toegejuicht | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegejuicht | werd toegejuicht | werd toegejuicht | werdt toegejuicht | werd toegejuicht | werden toegejuicht | werden toegejuicht | werden toegejuicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegejuicht worden | zult toegejuicht worden | zult toegejuicht worden | zult toegejuicht worden | zal toegejuicht worden | zullen toegejuicht worden | zullen toegejuicht worden | zullen toegejuicht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegejuicht worden | zou toegejuicht worden | zou/zoudt toegejuicht worden | zoudt toegejuicht worden | zou toegejuicht worden | zouden toegejuicht worden | zouden toegejuicht worden | zouden toegejuicht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegejuicht | bent toegejuicht | bent/is toegejuicht | zijt toegejuicht | is toegejuicht | zijn toegejuicht | zijn toegejuicht | zijn toegejuicht | |||
verleden (v.v.t.) | was toegejuicht | was toegejuicht | was toegejuicht | waart toegejuicht | was toegejuicht | waren toegejuicht | waren toegejuicht | waren toegejuicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegejuicht zijn | zult toegejuicht zijn | zult toegejuicht zijn | zult toegejuicht zijn | zal toegejuicht zijn | zullen toegejuicht zijn | zullen toegejuicht zijn | zullen toegejuicht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegejuicht zijn | zou toegejuicht zijn | zou/zoudt toegejuicht zijn | zoudt toegejuicht zijn | zou toegejuicht zijn | zouden toegejuicht zijn | zouden toegejuicht zijn | zouden toegejuicht zijn |