Heel wat toeschouwers kwamen Jan Nolten   toejuichen toen de Ronde van Frankrijk   in 1954 startte in Amsterdam.
  • toe·jui·chen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toejuichen
juichte toe
toegejuicht
zwak -t volledig

toejuichen

  1. met gejuich begroeten
    • De aanwezigen fans juichten hun winnaar toe. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be