bejubelen
- be·ju·be·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bejubelen |
bejubelde |
bejubeld |
zwak -d | volledig |
bejubelen
- overgankelijk iets of iemand uitgebreid prijzen
- Eers werd hij bejubeld, daarna werd hij verguisd.
- Het woord bejubelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bejubelen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be