teweegbrengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van teweegbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | teweegbrengen | teweeg te brengen | ||||||||
toekomend | zullen teweegbrengen teweeg zullen brengen |
te zullen teweegbrengen teweeg te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teweeggebracht | te hebben teweeggebracht | ||||||||
toekomend | teweeggebracht zullen hebben | teweeggebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
teweegbrengend | teweeggebracht | ev. breng teweeg |
mv. verouderd brengt teweeg |
brenge teweeg (bijzin) teweegbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng teweeg | brengt teweeg | brengt teweeg | brengt teweeg | brengt teweeg | brengen teweeg | brengen teweeg | brengen teweeg | |||
verleden (o.v.t.) | bracht teweeg | bracht teweeg | bracht teweeg | bracht teweeg | bracht teweeg | brachten teweeg | brachten teweeg | brachten teweeg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teweegbrengen | zult/zal teweegbrengen | zult/zal teweegbrengen | zult teweegbrengen | zal teweegbrengen | zullen teweegbrengen | zullen teweegbrengen | zullen teweegbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teweegbrengen | zou teweegbrengen | zou(dt) teweegbrengen | zoudt teweegbrengen | zou teweegbrengen | zouden teweegbrengen | zouden teweegbrengen | zouden teweegbrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | teweegbreng | teweegbrengt | teweegbrengt | teweegbrengt | teweegbrengt | teweegbrengen | teweegbrengen | teweegbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | teweegbracht | teweegbracht | teweegbracht | teweegbracht | teweegbracht | teweegbrachten | teweegbrachten | teweegbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teweegbrengen teweeg zal brengen |
zult/zal teweegbrengen teweeg zult/zal brengen |
zult/zal teweegbrengen teweeg zult/zal brengen |
zult teweegbrengen teweeg zult brengen |
zal teweegbrengen teweeg zal brengen |
zullen teweegbrengen teweeg zullen brengen |
zullen teweegbrengen teweeg zullen brengen |
zullen teweegbrengen teweeg zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teweegbrengen teweeg zou brengen |
zou teweegbrengen teweeg zou brengen |
zou(dt) teweegbrengen teweeg zou(dt) brengen |
zoudt teweegbrengen teweeg zoudt brengen |
zou teweegbrengen teweeg zou brengen |
zouden teweegbrengen teweeg zouden brengen |
zouden teweegbrengen teweeg zouden brengen |
zouden teweegbrengen teweeg zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teweeggebracht | hebt teweeggebracht | hebt/heeft teweeggebracht | hebt teweeggebracht | heeft teweeggebracht | hebben teweeggebracht | hebben teweeggebracht | hebben teweeggebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had teweeggebracht | had teweeggebracht | had teweeggebracht | hadt teweeggebracht | had teweeggebracht | hadden teweeggebracht | hadden teweeggebracht | hadden teweeggebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teweeggebracht hebben | zal/zult teweeggebracht hebben | zult/zal teweeggebracht hebben | zult teweeggebracht hebben | zal teweeggebracht hebben | zullen teweeggebracht hebben | zullen teweeggebracht hebben | zullen teweeggebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teweeggebracht hebben | zou teweeggebracht hebben | zou/zoudt teweeggebracht hebben | zoudt teweeggebracht hebben | zou teweeggebracht hebben | zouden teweeggebracht hebben | zouden teweeggebracht hebben | zouden teweeggebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm teweeggebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt teweeggebracht | er is teweeggebracht | |||||||||
verleden | er werd teweeggebracht | er was teweeggebracht | |||||||||
toekomend | er zal teweeggebracht worden | er zal teweeggebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou teweeggebracht worden | er zou teweeggebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm teweeggebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | teweeggebracht worden | teweeggebracht te worden | ||||||||
toekomend | teweeggebracht zullen worden | teweeggebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | teweeggebracht zijn | teweeggebracht te zijn | ||||||||
toekomend | teweeggebracht zullen zijn | teweeggebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word teweeggebracht | wordt teweeggebracht | wordt teweeggebracht | wordt teweeggebracht | wordt teweeggebracht | worden teweeggebracht | worden teweeggebracht | worden teweeggebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd teweeggebracht | werd teweeggebracht | werd teweeggebracht | werdt teweeggebracht | werd teweeggebracht | werden teweeggebracht | werden teweeggebracht | werden teweeggebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teweeggebracht worden | zult teweeggebracht worden | zult teweeggebracht worden | zult teweeggebracht worden | zal teweeggebracht worden | zullen teweeggebracht worden | zullen teweeggebracht worden | zullen teweeggebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teweeggebracht worden | zou teweeggebracht worden | zou/zoudt teweeggebracht worden | zoudt teweeggebracht worden | zou teweeggebracht worden | zouden teweeggebracht worden | zouden teweeggebracht worden | zouden teweeggebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teweeggebracht | bent teweeggebracht | bent/is teweeggebracht | zijt teweeggebracht | is teweeggebracht | zijn teweeggebracht | zijn teweeggebracht | zijn teweeggebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was teweeggebracht | was teweeggebracht | was teweeggebracht | waart teweeggebracht | was teweeggebracht | waren teweeggebracht | waren teweeggebracht | waren teweeggebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teweeggebracht zijn | zult teweeggebracht zijn | zult teweeggebracht zijn | zult teweeggebracht zijn | zal teweeggebracht zijn | zullen teweeggebracht zijn | zullen teweeggebracht zijn | zullen teweeggebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teweeggebracht zijn | zou teweeggebracht zijn | zou/zoudt teweeggebracht zijn | zoudt teweeggebracht zijn | zou teweeggebracht zijn | zouden teweeggebracht zijn | zouden teweeggebracht zijn | zouden teweeggebracht zijn |