terugdeinzen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terugdeinzen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugdeinzen | terug te deinzen | ||||||
toekomend | zullen terugdeinzen terug zullen deinzen |
te zullen terugdeinzen terug te zullen deinzen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn teruggedeinsd | te zijn teruggedeinsd | ||||||
toekomend | teruggedeinsd zullen zijn | teruggedeinsd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terugdeinzend | teruggedeinsd | ev. deins terug |
mv. verouderd deinst terug |
deinze terug (bijzin) terugdeinze | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | deins terug | deinst terug | deinst terug | deinst terug | deinst terug | deinzen terug | deinzen terug | deinzen terug | |
verleden (o.v.t.) | deinsde terug | deinsde terug | deinsde terug | deinsde terug | deinsde terug | deinsden terug | deinsden terug | deinsden terug | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugdeinzen | zult/zal terugdeinzen | zult/zal terugdeinzen | zult terugdeinzen | zal terugdeinzen | zullen terugdeinzen | zullen terugdeinzen | zullen terugdeinzen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugdeinzen | zou terugdeinzen | zou(dt) terugdeinzen | zoudt terugdeinzen | zou terugdeinzen | zouden terugdeinzen | zouden terugdeinzen | zouden terugdeinzen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terugdeins | terugdeinst | terugdeinst | terugdeinst | terugdeinst | terugdeinzen | terugdeinzen | terugdeinzen | |
verleden (o.v.t.) | terugdeinsde | terugdeinsde | terugdeinsde | terugdeinsde | terugdeinsde | terugdeinsden | terugdeinsden | terugdeinsden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugdeinzen terug zal deinzen |
zult/zal terugdeinzen terug zult/zal deinzen |
zult/zal terugdeinzen terug zult/zal deinzen |
zult terugdeinzen terug zult deinzen |
zal terugdeinzen terug zal deinzen |
zullen terugdeinzen terug zullen deinzen |
zullen terugdeinzen terug zullen deinzen |
zullen terugdeinzen terug zullen deinzen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugdeinzen terug zou deinzen |
zou terugdeinzen terug zou deinzen |
zou(dt) terugdeinzen terug zou(dt) deinzen |
zoudt terugdeinzen terug zoudt deinzen |
zou terugdeinzen terug zou deinzen |
zouden terugdeinzen terug zouden deinzen |
zouden terugdeinzen terug zouden deinzen |
zouden terugdeinzen terug zouden deinzen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teruggedeinsd | bent teruggedeinsd | bent/is teruggedeinsd | zijt teruggedeinsd | is teruggedeinsd | zijn teruggedeinsd | zijn teruggedeinsd | zijn teruggedeinsd | |
verleden (v.v.t.) | was teruggedeinsd | was teruggedeinsd | was teruggedeinsd | waart teruggedeinsd | was teruggedeinsd | waren teruggedeinsd | waren teruggedeinsd | waren teruggedeinsd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggedeinsd zijn | zal/zult teruggedeinsd zijn | zult/zal teruggedeinsd zijn | zult teruggedeinsd zijn | zal teruggedeinsd zijn | zullen teruggedeinsd zijn | zullen teruggedeinsd zijn | zullen teruggedeinsd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggedeinsd zijn | zou teruggedeinsd zijn | zou/zoudt teruggedeinsd zijn | zoudt teruggedeinsd zijn | zou teruggedeinsd zijn | zouden teruggedeinsd zijn | zouden teruggedeinsd zijn | zouden teruggedeinsd zijn |