terechtstellen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terechtstellen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terechtstellen | terecht te stellen | ||||||||
toekomend | zullen terechtstellen terecht zullen stellen |
te zullen terechtstellen terecht te zullen stellen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben terechtgesteld | te hebben terechtgesteld | ||||||||
toekomend | terechtgesteld zullen hebben | terechtgesteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terechtstellend | terechtgesteld | ev. stel terecht |
mv. verouderd stelt terecht |
stelle terecht (bijzin) terechtstelle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stel terecht | stelt terecht | stelt terecht | stelt terecht | stelt terecht | stellen terecht | stellen terecht | stellen terecht | |||
verleden (o.v.t.) | stelde terecht | stelde terecht | stelde terecht | stelde terecht | stelde terecht | stelden terecht | stelden terecht | stelden terecht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terechtstellen | zult/zal terechtstellen | zult/zal terechtstellen | zult terechtstellen | zal terechtstellen | zullen terechtstellen | zullen terechtstellen | zullen terechtstellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terechtstellen | zou terechtstellen | zou(dt) terechtstellen | zoudt terechtstellen | zou terechtstellen | zouden terechtstellen | zouden terechtstellen | zouden terechtstellen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | terechtstel | terechtstelt | terechtstelt | terechtstelt | terechtstelt | terechtstellen | terechtstellen | terechtstellen | |||
verleden (o.v.t.) | terechtstelde | terechtstelde | terechtstelde | terechtstelde | terechtstelde | terechtstelden | terechtstelden | terechtstelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terechtstellen terecht zal stellen |
zult/zal terechtstellen terecht zult/zal stellen |
zult/zal terechtstellen terecht zult/zal stellen |
zult terechtstellen terecht zult stellen |
zal terechtstellen terecht zal stellen |
zullen terechtstellen terecht zullen stellen |
zullen terechtstellen terecht zullen stellen |
zullen terechtstellen terecht zullen stellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terechtstellen terecht zou stellen |
zou terechtstellen terecht zou stellen |
zou(dt) terechtstellen terecht zou(dt) stellen |
zoudt terechtstellen terecht zoudt stellen |
zou terechtstellen terecht zou stellen |
zouden terechtstellen terecht zouden stellen |
zouden terechtstellen terecht zouden stellen |
zouden terechtstellen terecht zouden stellen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb terechtgesteld | hebt terechtgesteld | hebt/heeft terechtgesteld | hebt terechtgesteld | heeft terechtgesteld | hebben terechtgesteld | hebben terechtgesteld | hebben terechtgesteld | |||
verleden (v.v.t.) | had terechtgesteld | had terechtgesteld | had terechtgesteld | hadt terechtgesteld | had terechtgesteld | hadden terechtgesteld | hadden terechtgesteld | hadden terechtgesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal terechtgesteld hebben | zal/zult terechtgesteld hebben | zult/zal terechtgesteld hebben | zult terechtgesteld hebben | zal terechtgesteld hebben | zullen terechtgesteld hebben | zullen terechtgesteld hebben | zullen terechtgesteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou terechtgesteld hebben | zou terechtgesteld hebben | zou/zoudt terechtgesteld hebben | zoudt terechtgesteld hebben | zou terechtgesteld hebben | zouden terechtgesteld hebben | zouden terechtgesteld hebben | zouden terechtgesteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm terechtgesteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt terechtgesteld | er is terechtgesteld | |||||||||
verleden | er werd terechtgesteld | er was terechtgesteld | |||||||||
toekomend | er zal terechtgesteld worden | er zal terechtgesteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou terechtgesteld worden | er zou terechtgesteld zijn | |||||||||
lijdende vorm terechtgesteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terechtgesteld worden | terechtgesteld te worden | ||||||||
toekomend | terechtgesteld zullen worden | terechtgesteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | terechtgesteld zijn | terechtgesteld te zijn | ||||||||
toekomend | terechtgesteld zullen zijn | terechtgesteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word terechtgesteld | wordt terechtgesteld | wordt terechtgesteld | wordt terechtgesteld | wordt terechtgesteld | worden terechtgesteld | worden terechtgesteld | worden terechtgesteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd terechtgesteld | werd terechtgesteld | werd terechtgesteld | werdt terechtgesteld | werd terechtgesteld | werden terechtgesteld | werden terechtgesteld | werden terechtgesteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terechtgesteld worden | zult terechtgesteld worden | zult terechtgesteld worden | zult terechtgesteld worden | zal terechtgesteld worden | zullen terechtgesteld worden | zullen terechtgesteld worden | zullen terechtgesteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terechtgesteld worden | zou terechtgesteld worden | zou/zoudt terechtgesteld worden | zoudt terechtgesteld worden | zou terechtgesteld worden | zouden terechtgesteld worden | zouden terechtgesteld worden | zouden terechtgesteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben terechtgesteld | bent terechtgesteld | bent/is terechtgesteld | zijt terechtgesteld | is terechtgesteld | zijn terechtgesteld | zijn terechtgesteld | zijn terechtgesteld | |||
verleden (v.v.t.) | was terechtgesteld | was terechtgesteld | was terechtgesteld | waart terechtgesteld | was terechtgesteld | waren terechtgesteld | waren terechtgesteld | waren terechtgesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal terechtgesteld zijn | zult terechtgesteld zijn | zult terechtgesteld zijn | zult terechtgesteld zijn | zal terechtgesteld zijn | zullen terechtgesteld zijn | zullen terechtgesteld zijn | zullen terechtgesteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou terechtgesteld zijn | zou terechtgesteld zijn | zou/zoudt terechtgesteld zijn | zoudt terechtgesteld zijn | zou terechtgesteld zijn | zouden terechtgesteld zijn | zouden terechtgesteld zijn | zouden terechtgesteld zijn |