terechtstaan/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terechtstaan | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terechtstaan | terecht te staan | ||||||
toekomend | zullen terechtstaan terecht zullen staan |
te zullen terechtstaan terecht te zullen staan | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben terechtgestaan | te hebben terechtgestaan | ||||||
toekomend | terechtgestaan zullen hebben | terechtgestaan te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terechtstaand | terechtgestaan | ev. sta terecht |
mv. verouderd staat terecht |
sta terecht (bijzin) terechtsta | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | sta terecht | staat terecht | staat terecht | staat terecht | staat terecht | staan terecht | staan terecht | staan terecht | |
verleden (o.v.t.) | stond terecht | stond terecht | stond terecht | stond terecht | stond terecht | stonden terecht | stonden terecht | stonden terecht | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terechtstaan | zult/zal terechtstaan | zult/zal terechtstaan | zult terechtstaan | zal terechtstaan | zullen terechtstaan | zullen terechtstaan | zullen terechtstaan | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terechtstaan | zou terechtstaan | zou(dt) terechtstaan | zoudt terechtstaan | zou terechtstaan | zouden terechtstaan | zouden terechtstaan | zouden terechtstaan | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terechtsta | terechtstaat | terechtstaat | terechtstaat | terechtstaat | terechtstaan | terechtstaan | terechtstaan | |
verleden (o.v.t.) | terechtstond | terechtstond | terechtstond | terechtstond | terechtstond | terechtstonden | terechtstonden | terechtstonden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terechtstaan terecht zal staan |
zult/zal terechtstaan terecht zult/zal staan |
zult/zal terechtstaan terecht zult/zal staan |
zult terechtstaan terecht zult staan |
zal terechtstaan terecht zal staan |
zullen terechtstaan terecht zullen staan |
zullen terechtstaan terecht zullen staan |
zullen terechtstaan terecht zullen staan | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terechtstaan terecht zou staan |
zou terechtstaan terecht zou staan |
zou(dt) terechtstaan terecht zou(dt) staan |
zoudt terechtstaan terecht zoudt staan |
zou terechtstaan terecht zou staan |
zouden terechtstaan terecht zouden staan |
zouden terechtstaan terecht zouden staan |
zouden terechtstaan terecht zouden staan | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb terechtgestaan | hebt terechtgestaan | hebt/heeft terechtgestaan | hebt terechtgestaan | heeft terechtgestaan | hebben terechtgestaan | hebben terechtgestaan | hebben terechtgestaan | |
verleden (v.v.t.) | had terechtgestaan | had terechtgestaan | had terechtgestaan | hadt terechtgestaan | had terechtgestaan | hadden terechtgestaan | hadden terechtgestaan | hadden terechtgestaan | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal terechtgestaan hebben | zal/zult terechtgestaan hebben | zult/zal terechtgestaan hebben | zult terechtgestaan hebben | zal terechtgestaan hebben | zullen terechtgestaan hebben | zullen terechtgestaan hebben | zullen terechtgestaan hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou terechtgestaan hebben | zou terechtgestaan hebben | zou/zoudt terechtgestaan hebben | zoudt terechtgestaan hebben | zou terechtgestaan hebben | zouden terechtgestaan hebben | zouden terechtgestaan hebben | zouden terechtgestaan hebben |