taxeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- taxe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schatten’ voor het eerst aangetroffen in 1288 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse taxer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
taxeren |
taxeerde |
getaxeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
taxeren [3]
- overgankelijk schatten, de waarde bepalen.
- Bij het taxeren werd de waarde van het huis bepaald.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord taxeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "taxeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "taxeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ taxeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be