begroten
- be·gro·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
begroten |
begrootte |
begroot |
zwak -t | volledig |
begroten
- overgankelijk de grootte (bedrag, aantal) van iets met een calculatie inschatten
- De baten zijn vooraf moeilijk te begroten.
- De afzet voor het komende jaar is begroot op 120.000 stuks.
- Het woord begroten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "begroten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be