taxeerde
- taxeer·de
vervoeging van |
---|
taxeren |
taxeerde
- enkelvoud verleden tijd van taxeren
- Ik taxeerde.
- Jij taxeerde.
- Hij, zij, het taxeerde.
- Ik taxeerde.
- Het woord taxeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
taxeren |
taxeerde