Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • syn·droom
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘complex van ziekteverschijnselen’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • van Oudgrieks συνδρομή (sundromé) "samenloop, samen optredende verschijnselen" [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord syndroom syndromen
verkleinwoord syndroompje syndroompjes

Zelfstandig naamwoord

het syndroomo

  1. (medisch) ziektebeeld, complex van steeds tezamen voorkomende klinische verschijnselen
    • gelukkig zijn er ook nog mensen die alleen maar 'lijden' aan het 'prettiggestoordheidssyndroom 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen