stormvogel
  • storm·vo·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord stormvogel stormvogels
verkleinwoord stormvogeltje stormvogeltjes

de stormvogelm

  1. (buissnaveligen) benaming voor zeevogels uit de familie Procellariidae  
     Gebeurt er niets, dan is de tristan-albatros over enkele tientallen uitgestorven, voorspelt de onderzoeker. Hetzelfde lot wacht daarna de atlantische stormvogel en de macgillivray- of fiji-stormvogel.[3]
     Ecoloog Jan Andries van Franeker doet al veertig jaar onderzoek naar de maaginhoud van Noordse stormvogels. Het aantal korrels dat hij vindt in de magen van dieren neemt af, maar volgens hem nog niet snel genoeg.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. stormvogel op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Reuzenmuizen eten miljoenen kuikens op afgelegen eiland” (22-10-2018), NOS
  4.   Weblink bron
    Hannah Cammeraat en Daniël Heeringa
    “Miljoenen plastic korrels belanden in de natuur, wie ruimt ze op?” (16-01-2020), NOS