stormvogeltje
- (IPA in voorbereiding)
- storm·vo·gel·tje
- samenstelling van storm zn en vogeltje zn
het stormvogeltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stormvogel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | stormvogeltje | stormvogeltjes |
het stormvogeltje o dim. tant.
- (buissnaveligen) Hydrobates pelagicus een vogel uit de familie van de noordelijke stormvogeltjes (Hydrobatidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Procellaria pelagica gepubliceerd door Carl Linnaeus. De vogel komt voor ver in zee en broedt op rotsige eilanden
- Ainleys stormvogeltje, alkstormvogeltje, bont stormvogeltje, Californisch stormvogeltje, Chileens alkstormvogeltje, Chinees stormvogeltje, dwergstormvogeltje, galapagosstormvogeltje, gekraagd stormvogeltje, grijsrugstormvogeltje, guadalupestormvogeltje, Humboldts stormvogeltje, Japans stormvogeltje, Kaapverdisch stormvogeltje, madeirastormvogeltje, magellaanalkstormvogeltje, Monteiro's stormvogeltje, Nieuw-Caledonisch stormvogeltje, Nieuw-Zeelands stormvogeltje, parelgrijs stormvogeltje, pincoyastormvogeltje, sierlijk stormvogeltje, Townsends stormvogeltje, Tristrams stormvogeltje, vaal stormvogeltje, Wilsons stormvogeltje, witbuikstormvogeltje, witkeelstormvogeltje, Zuid-Georgisch alkstormvogeltje, zwart stormvogeltje, zwartbuikstormvogeltje
- Het woord stormvogeltje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.