vervoeging
onbepaalde wijs to  stir 
he/she/it  stirs 
verleden tijd  stirred 
voltooid
deelwoord
 stirred 
onvoltooid
deelwoord
 stirring 
gebiedende wijs  stir 

stir

  1. overgankelijk roeren in
  2. overgankelijk tot iets aanzetten, tot iets bewegen
  3. overgankelijk emotioneel beïnvloeden, ontroeren
  4. overgankelijk doen bewegen, in beweging, beroering e.d. brengen
  5. overgankelijk oppoken (ook fig.), aanwakkeren; ophitsen
  6. overgankelijk (verouderd) verstoren
  7. onovergankelijk komen opzetten, opkomen [5], tot ontwikkeling komen (m.n. van een gevoel)
  8. onovergankelijk zich bewegen, zich roeren
  9. onovergankelijk bijkomen [1]; ontwaken
enkelvoud meervoud
stir stirs

stir

  1. beroering, beweging
  2. drukte
enkelvoud meervoud
stir stirs

stir

  1. (informeel) bajes, nor
  1. stir, Online Etymology Dictionary