verstoren
- ver·sto·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verstoren |
verstoorde |
verstoord |
zwak -d | volledig |
verstoren
- overgankelijk uit de concentratie brengen, onderbreken wat men aan het doen is
- Tijdens het examen werden de kandidaten verstoord doordat er een brandalarm afging.
- ▸ Omdat het mij speet dat mijn aankomst zijn rookpauze had verstoord, en omdat het waar was, zei ik hem, terwijl de taxi zich over het grind van ons verwijderde, dat mijn bagage wel even kon wachten, dat ik een lange reis achter de rug had en dat ik ook wel een sigaret zou lusten.[1]
- overgankelijk de kalmte of rust verbreken
- Gooi een steen in een meer. Het effect is niet alleen zichtbaar, maar ook veel langduriger. De steen zal de stille wateren verstoren. [2]
1. uit de concentratie brengen, onderbreken wat men aan het doen is
- Het woord verstoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verstoren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard“Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 11
- ↑ Shafak, ElifLiefde kent veertig regels vertaald uit het Turks door Smits, Manon [2011] ISBN 978-90-445-1742-2 pagina 9
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be