Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stoor·de

Bijvoeglijk naamwoord

verstoorde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verstoord

Werkwoord

vervoeging van
verstoren

verstoorde

  1. enkelvoud verleden tijd van verstoren
    • Ik verstoorde. 
    • Jij verstoorde. 
    • Hij, zij, het verstoorde. 
  2. verbogen vorm van verstoord, voltooid deelwoord van verstoren