• be·roe·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord beroering beroeringen
verkleinwoord beroerinkje beroerinkjes

de beroeringv

  1. onrust door iets veroorzaakt, commotie
    • De ontdekking van water op de maan bracht de wereld van de ruimtevaart in beroering. 
     In de tijd dat het slecht ging met Jeroen had een mededeling van zijn kant over ontbrekende documenten zeker voor onwelkome beroering gezorgd.[1]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]