stipuleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van stipuleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stipuleren | te stipuleren | ||||||||
toekomend | zullen stipuleren | te zullen stipuleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestipuleerd | te hebben gestipuleerd | ||||||||
toekomend | gestipuleerd zullen hebben | gestipuleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
stipulerend | gestipuleerd | ev. stipuleer |
mv. verouderd stipuleert |
stipulere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | stipuleer | stipuleert | stipuleert | stipuleert | stipuleert | stipuleren | stipuleren | stipuleren | |||
verleden (o.v.t.) | stipuleerde | stipuleerde | stipuleerde | stipuleerde | stipuleerde | stipuleerden | stipuleerden | stipuleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal stipuleren | zult/zal stipuleren | zult/zal stipuleren | zult stipuleren | zal stipuleren | zullen stipuleren | zullen stipuleren | zullen stipuleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stipuleren | zou stipuleren | zou(dt) stipuleren | zoudt stipuleren | zou stipuleren | zouden stipuleren | zouden stipuleren | zouden stipuleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestipuleerd | hebt gestipuleerd | hebt/heeft gestipuleerd | hebt gestipuleerd | heeft gestipuleerd | hebben gestipuleerd | hebben gestipuleerd | hebben gestipuleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gestipuleerd | had gestipuleerd | had gestipuleerd | hadt gestipuleerd | had gestipuleerd | hadden gestipuleerd | hadden gestipuleerd | hadden gestipuleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestipuleerd hebben | zal/zult gestipuleerd hebben | zult/zal gestipuleerd hebben | zult gestipuleerd hebben | zal gestipuleerd hebben | zullen gestipuleerd hebben | zullen gestipuleerd hebben | zullen gestipuleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestipuleerd hebben | zou gestipuleerd hebben | zou/zoudt gestipuleerd hebben | zoudt gestipuleerd hebben | zou gestipuleerd hebben | zouden gestipuleerd hebben | zouden gestipuleerd hebben | zouden gestipuleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gestipuleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gestipuleerd | er is gestipuleerd | |||||||||
verleden | er werd gestipuleerd | er was gestipuleerd | |||||||||
toekomend | er zal gestipuleerd worden | er zal gestipuleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gestipuleerd worden | er zou gestipuleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gestipuleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gestipuleerd worden | gestipuleerd te worden | ||||||||
toekomend | gestipuleerd zullen worden | gestipuleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gestipuleerd zijn | gestipuleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gestipuleerd zullen zijn | gestipuleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gestipuleerd | wordt gestipuleerd | wordt gestipuleerd | wordt gestipuleerd | wordt gestipuleerd | worden gestipuleerd | worden gestipuleerd | worden gestipuleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gestipuleerd | werd gestipuleerd | werd gestipuleerd | werdt gestipuleerd | werd gestipuleerd | werden gestipuleerd | werden gestipuleerd | werden gestipuleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gestipuleerd worden | zult gestipuleerd worden | zult gestipuleerd worden | zult gestipuleerd worden | zal gestipuleerd worden | zullen gestipuleerd worden | zullen gestipuleerd worden | zullen gestipuleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gestipuleerd worden | zou gestipuleerd worden | zou/zoudt gestipuleerd worden | zoudt gestipuleerd worden | zou gestipuleerd worden | zouden gestipuleerd worden | zouden gestipuleerd worden | zouden gestipuleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gestipuleerd | bent gestipuleerd | bent/is gestipuleerd | zijt gestipuleerd | is gestipuleerd | zijn gestipuleerd | zijn gestipuleerd | zijn gestipuleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gestipuleerd | was gestipuleerd | was gestipuleerd | waart gestipuleerd | was gestipuleerd | waren gestipuleerd | waren gestipuleerd | waren gestipuleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestipuleerd zijn | zult gestipuleerd zijn | zult gestipuleerd zijn | zult gestipuleerd zijn | zal gestipuleerd zijn | zullen gestipuleerd zijn | zullen gestipuleerd zijn | zullen gestipuleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestipuleerd zijn | zou gestipuleerd zijn | zou/zoudt gestipuleerd zijn | zoudt gestipuleerd zijn | zou gestipuleerd zijn | zouden gestipuleerd zijn | zouden gestipuleerd zijn | zouden gestipuleerd zijn |