stikke kjepper i hjulet

  • stik·ke kjep·per i hju·let

stikke kjepper i hjulet

  1. (gezegde) (iemand) een spaak in het wiel steken, (iemand) een stok tussen de benen steken (voor anderen problemen veroorzaken, de voortgang of uitvoering van iets belemmeren, tegenwerken, verijdelen), voorkomen, saboteren, dwarsliggen
  2. (Belgisch-Nederlands) (iemand) stokken in de wielen steken

Nynorsk: