• hind·re
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord hindra
Naar frequentie 7258
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hindre
hindrer
hindrede
hindret
volledig

hindre

  1. belemmeren, hinderen, verhinderen


  • hind·re
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord hindra
Naar frequentie 2475
vervoeging
onbepaalde wijs hindre
tegenwoordige tijd hindrer
verleden tijd hindra
hindret
voltooid
deelwoord
hindra
hindret
onvoltooid
deelwoord
hindrende
lijdende vorm hindres
gebiedende wijs hindr
hindre
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

hindre

  1. overgankelijk belemmeren, hinderen, verhinderen
    «Gjerdet hindret dyra i å dra til skogs.»
    Het hek sjokken de dieren erbij naar het bos te sjokken.


  • hind·re
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord hindra
vervoeging
onbepaalde wijs hindre
hindra
tegenwoordige tijd hindrar
verleden tijd hindra
voltooid
deelwoord
hindra
onvoltooid
deelwoord
hindrande
lijdende vorm hindrast
gebiedende wijs hindr
hindra
hindre
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

hindre

  1. overgankelijk belemmeren, hinderen, verhinderen