• ste·reo
enkelvoud meervoud
naamwoord stereo stereo's
verkleinwoord stereootje stereootjes

de stereov

  1. (elektronica) stereofonie
  2. (elektronica) stereo-installatie
  3. (wiskunde) stereometrie
stellend
onverbogen stereo
verbogen -

stereo

  1. (elektronica) (van geluid) over twee sporen of kanalen.
    • Het geluid was stereo en van goede kwaliteit. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]