stereoscopisch
- ste·reo·sco·pisch
- afgeleid van het Griekse 'stereos' (vast, stijf) met het achtervoegsel -scopisch [1]
- afgeleid van stereoscopie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stereoscopisch | stereoscopischer | |
verbogen | stereoscopische | stereoscopischere | |
partitief | stereoscopisch | stereoscopischers | - |
stereoscopisch
- met gebruikmaking van een stereoscoop, volgens de beginselen van de stereoscopie
1.
- Het woord stereoscopisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stereoscopisch" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be