• stem·bui·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord stembuiging stembuigingen
verkleinwoord stembuiginkje stembuiginkjes

de stembuigingv

  1. de manier waarop iemand een bepaalde tekst uitspreekt
    • „Het is nodig voor een Voorganger om geen stembuiging aan te nemen om daardoor nederigheid te vertonen voor het volk, en uit den grond van geveinsdheid ook niet langzamer of niet haastiger te willen spreken boven of tegen de gewoonlijke spreekmanier. [2] 
    • Onderzoeksleider Faisal Mohammad Amin liet een professor twee keer opdraven in dezelfde video. In de eerste versie ging hij gekleed in een witte doktersjas, stethoscoop om de hals, en vertelde hij een zeemansverhaal. In de tweede versie was hij gekleed als de Kerstman en vertelde hij hetzelfde verhaal, met precies dezelfde stembuigingen en gelaatsuitdrukkingen als de eerste keer. [3] 
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]