steengoed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- steen·goed
Woordherkomst en -opbouw
- bn intensiverende samenstelling van steen zn en goed bn , in de betekenis van ‘heel goed’ voor het eerst aangetroffen in 1947 [1][2]
- zn samenstelling van steen zn en goed zn [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | steengoed |
verbogen | steengoede |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
steengoed
- heel erg goed, buitengewoon goed
- - Maar dirigeren is een metier van hersenkracht, gevoelsrijkdom, overwicht en charisma. Een jong iemand kan er talent voor hebben, sterker nog: er steengoed in zijn. Maar jong zijn heeft geen meerwaarde. Wat helpen kracht en dadendrang als je een podium vol hoogopgeleide en kritische musici moet motiveren mee te gaan in juist jóúw visie? Niets. Het gaat om het op- en onderbouwen van die visie. Om ervaring, kennis, een haarfijne sociale antenne. [4]
Synoniemen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steengoed | steengoederen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het steengoed o
- keramiek van gresklei gebakken op een temperatuur van meer dan 1200 graden Celsius
- - Hij kan vermoedelijk genieten van het poëtische Japanse steengoed van kunsthandel Aalderink, van het stormachtige zeegezicht van Hendrick Cornelisz Vroom bij kunsthandel P. de Boer, of het delicate Delfts Blauw bij Aronson. Maar tussen die stands zal hij zich verbazen over heel wat hedendaagse kunst die hij niet kent van bezoeken aan het Stedelijk of Boijmans. [5]
-
Voorbeeld van steengoed.
Gangbaarheid
- Het woord steengoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "steengoed" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ steengoed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "steengoed" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Mischa Spel 22 januari 2017
- ↑ NRC Arjen Ribbens 20 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be