• reu·ze·goed
stellend
onverbogen reuzegoed
verbogen reuzegoede
partitief reuzegoeds

reuzegoed

  1. enorm goed
     ‘(…) Andy Warhol is reuzegoed voor ons imago!’ Opgelucht gelach en ongeduldig geschraap van stoelen rond de tafel.[1]
     Schiphol zegt luchtvaartmaatschappijen die naar andere vliegvelden uitwijken en daardoor extra kosten maken, te gaan helpen. Daarnaast beseft Schiphol ‘reuzegoed’ dat luchtvaartmaatschappijen en reisorganisaties claims bij het vliegveld neer kunnen leggen. „Daar zullen we ook op ingaan.”[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron
    Herman Stil
    “Schiphol beperkt deze zomer het aantal vluchten, vele duizenden reizigers gedupeerd” (16 jun. 2022), Tubantia