smachten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van smachten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | smachten | te smachten | ||||||
toekomend | zullen smachten | te zullen smachten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesmacht | te hebben gesmacht | ||||||
toekomend | gesmacht zullen hebben | gesmacht te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
smachtend | gesmacht | ev. smacht |
mv. verouderd smacht |
smachte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | smacht | smacht | smacht | smacht | smacht | smachten | smachten | smachten | |
verleden (o.v.t.) | smachtte | smachtte | smachtte | smachtte | smachtte | smachtten | smachtten | smachtten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal smachten | zult/zal smachten | zult/zal smachten | zult smachten | zal smachten | zullen smachten | zullen smachten | zullen smachten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou smachten | zou smachten | zou(dt) smachten | zoudt smachten | zou smachten | zouden smachten | zouden smachten | zouden smachten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesmacht | hebt gesmacht | hebt/heeft gesmacht | hebt gesmacht | heeft gesmacht | hebben gesmacht | hebben gesmacht | hebben gesmacht | |
verleden (v.v.t.) | had gesmacht | had gesmacht | had gesmacht | hadt gesmacht | had gesmacht | hadden gesmacht | hadden gesmacht | hadden gesmacht | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesmacht hebben | zal/zult gesmacht hebben | zult/zal gesmacht hebben | zult gesmacht hebben | zal gesmacht hebben | zullen gesmacht hebben | zullen gesmacht hebben | zullen gesmacht hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesmacht hebben | zou gesmacht hebben | zou/zoudt gesmacht hebben | zoudt gesmacht hebben | zou gesmacht hebben | zouden gesmacht hebben | zouden gesmacht hebben | zouden gesmacht hebben |