shovel

- sho·vel
de shovel m
- graafmachine op banden met een beweegbare laadschop die zowel kan graven als grond verplaatsen
- In de loodsen lopen nu honderden vreemden rond te snuffelen of er iets van hun gading bij is. Veilinghuis Troostwijk, de grootste in zijn soort in Europa, houdt een open kijkdag. Er worden 493 kavels aangeboden. Van een vijf jaar oude shovel die minimaal 25.000 euro moet opbrengen tot cementmolens van 10 euro.[2]
- Het woord shovel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "shovel" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "shovel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Renée Postma NRC 2 november 2012
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: shovel (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈʃavl/
shovel
- [1]: shovel board
- [1]: shovelboard
- [1]: shoveler (VS)
- [1]: shovelful
- [1]: shovelhat
- [1]: shovelhead
- [1]: shoveller (VK)
- [1]: shovelnose catfish
- [1]: shovel board
- [1]: shovel board
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to shovel |
he/she/it | shovels |
verleden tijd | shovelled shoveled |
voltooid deelwoord |
shovelled shoveled |
onvoltooid deelwoord |
shovelling shoveling |
gebiedende wijs | shovel |
shovel
- [1]: shovel in
- [1]: shovel out
- [1]: shovel up