seculariseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van seculariseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | seculariseren | te seculariseren | ||||||
toekomend | zullen seculariseren | te zullen seculariseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geseculariseerd | te hebben geseculariseerd | ||||||
toekomend | geseculariseerd zullen hebben | geseculariseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
seculariserend | geseculariseerd | ev. seculariseer |
mv. verouderd seculariseert |
secularisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | seculariseer | seculariseert | seculariseert | seculariseert | seculariseert | seculariseren | seculariseren | seculariseren | |
verleden (o.v.t.) | seculariseerde | seculariseerde | seculariseerde | seculariseerde | seculariseerde | seculariseerden | seculariseerden | seculariseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal seculariseren | zult/zal seculariseren | zult/zal seculariseren | zult seculariseren | zal seculariseren | zullen seculariseren | zullen seculariseren | zullen seculariseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou seculariseren | zou seculariseren | zou(dt) seculariseren | zoudt seculariseren | zou seculariseren | zouden seculariseren | zouden seculariseren | zouden seculariseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geseculariseerd | hebt geseculariseerd | hebt/heeft geseculariseerd | hebt geseculariseerd | heeft geseculariseerd | hebben geseculariseerd | hebben geseculariseerd | hebben geseculariseerd | |
verleden (v.v.t.) | had geseculariseerd | had geseculariseerd | had geseculariseerd | hadt geseculariseerd | had geseculariseerd | hadden geseculariseerd | hadden geseculariseerd | hadden geseculariseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geseculariseerd hebben | zal/zult geseculariseerd hebben | zult/zal geseculariseerd hebben | zult geseculariseerd hebben | zal geseculariseerd hebben | zullen geseculariseerd hebben | zullen geseculariseerd hebben | zullen geseculariseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geseculariseerd hebben | zou geseculariseerd hebben | zou/zoudt geseculariseerd hebben | zoudt geseculariseerd hebben | zou geseculariseerd hebben | zouden geseculariseerd hebben | zouden geseculariseerd hebben | zouden geseculariseerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geseculariseerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geseculariseerd | er is geseculariseerd | |||||||
verleden | er werd geseculariseerd | er was geseculariseerd | |||||||
toekomend | er zal geseculariseerd worden | er zal geseculariseerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geseculariseerd worden | er zou geseculariseerd zijn |