Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • se·cu·la·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verwereldlijken’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1]
  • afgeleid van het Franse séculariser (met het achtervoegsel -iseren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
seculariseren
seculariseerde
geseculariseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

seculariseren [4]

  1. overgankelijk verwereldlijken
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen