• schop·nost
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord schopný met het achtervoegsel -ost

schopnost v

  1. vermogen, bekwaamheid
    «Člověk s jeho schopnostmi by neměl mít potíže sehnat práci.»
    Een persoon met zijn vermogen zou geen problemen moeten hebben met het vinden van werk.
  • platební schopnost v
  • schopnost činit rozhodnutí – het vermogen om beslissingen te nemen
  • schopnost nabýt / získat – het vermogen verkrijgen