schooien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schooien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schooien | te schooien | ||||||
toekomend | zullen schooien | te zullen schooien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschooid | te hebben geschooid | ||||||
toekomend | geschooid zullen hebben | geschooid te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
schooiend | geschooid | ev. schooi |
mv. verouderd schooit |
schooie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | schooi | schooit | schooit | schooit | schooit | schooien | schooien | schooien | |
verleden (o.v.t.) | schooide | schooide | schooide | schooide | schooide | schooiden | schooiden | schooiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal schooien | zult/zal schooien | zult/zal schooien | zult schooien | zal schooien | zullen schooien | zullen schooien | zullen schooien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schooien | zou schooien | zou(dt) schooien | zoudt schooien | zou schooien | zouden schooien | zouden schooien | zouden schooien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschooid | hebt geschooid | hebt/heeft geschooid | hebt geschooid | heeft geschooid | hebben geschooid | hebben geschooid | hebben geschooid | |
verleden (v.v.t.) | had geschooid | had geschooid | had geschooid | hadt geschooid | had geschooid | hadden geschooid | hadden geschooid | hadden geschooid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschooid hebben | zal/zult geschooid hebben | zult/zal geschooid hebben | zult geschooid hebben | zal geschooid hebben | zullen geschooid hebben | zullen geschooid hebben | zullen geschooid hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschooid hebben | zou geschooid hebben | zou/zoudt geschooid hebben | zoudt geschooid hebben | zou geschooid hebben | zouden geschooid hebben | zouden geschooid hebben | zouden geschooid hebben |