schooien
- schooi·en
schooien [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schooien |
schooide |
geschooid |
zwak -d | volledig |
- iets vragen zonder iets terug te willen geven
- Pas op, ik kan volledig begrijpen waarom ik door niemand word meegevraagd op reis. Het is alsof je met Gargamel op vakantie bent. Ik ben een aan technologie verslaafde luxepony en bovendien een flinke zeur. Zomervakantie, ik snap niet hoe dat moet. Leg mij twee minuten in een hangmat of aan een strand en ik krijg een milde angstaanval. Overal loop ik te schooien om het paswoord van de wifi. [4]
- Uit het artikel People at zoos: the sociological approach blijkt dat bezoekers van dierenparken vrijwel uitsluitend geïnteresseerd zijn in dieren die: om eten vragen, schooien; eten; pas geboren zijn; geluid maken; of menselijk gedrag imiteren. Voor rustende dieren of dieren die zich verstoppen, is geen aandacht. [5]
- (verouderd) rondzwerven zonder duidelijk plan
- Het woord schooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schooien" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "schooien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schooien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard DINSDAG 20 JUNI 2017
- ↑ Volkskrant Joep van Helden socioloog en toneelschrijver 11 februari 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be