Een schimmel in Slovenië
  • schim·mel
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wit paard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
  • In de betekenis van ‘uitslag door vocht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schimmel schimmels
verkleinwoord schimmeltje schimmeltjes

de schimmelv / m

  1. (dierkunde) paardenras met een grotendeels witte vacht met fijne grijze of blauwige tekening
    • Sinterklaas rijdt op een schimmel over de daken. 
     Uw witte schimmel is zwaar ziek, het zal zeker zes weken duren voordat hij weer beter is. En het is het enige paard dat over de daken kan rijden!'[2]
     ‘Ze hebben een temperamentje, net als mijn vrouw!’ Hij aaide de schimmel over zijn neus, die in de handschoen van de man probeerde te bijten.[3]
  2. (plantkunde) zwamsoort of substantie die op dode of levende organismen groeit
    • Op dat blok kaas zit groene schimmel. 
vervoeging van
schimmelen

schimmel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schimmelen
    • Ik schimmel. 
  2. gebiedende wijs van schimmelen
    • Schimmel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schimmelen
    • Schimmel je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. 1,0 1,1 "schimmel" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 11
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be