scan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scan
Woordherkomst en -opbouw
- ontleend aan het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scan | scans |
verkleinwoord | scannetje | scannetjes |
Zelfstandig naamwoord
de scan m
- het scannen
- het resultaat van voornoemde handeling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scannen |
scan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scannen
- Ik scan.
- gebiedende wijs van scannen
- Scan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scannen
- Scan je?
Gangbaarheid
- Het woord scan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scan" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ scan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /skɛn/
Woordafbreking
- scan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels
Zelfstandig naamwoord
- scan; het resultaat van scannen
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | scan | scany |
genitief | scanu | scanů |
datief | scanu | scanům |
accusatief | scan | scany |
vocatief | scane | scany |
locatief | scanu | scanech |
instrumentalis | scanem | scany |