Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scan·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scannen
scande
gescand
zwak -d volledig

Werkwoord

scannen

  1. overgankelijk, (informatica) optisch lezen, aftasten
    • We moesten de documenten nog scannen en opsturen. 
  2. (natuurkunde), (scheikunde) een meting verrichten als functie van een veranderende grootheid
  3. overgankelijk, door heen en weer bewegen van de ogen de omgeving aftasten
     Mijn ogen scanden de grond op slangen en het leek bijna alsof ik ’s nachts mijn oren kon draaien naar de kleinste geluidjes toe.[1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be