samendrijven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van samendrijven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | samendrijven | samen te drijven | ||||||||
toekomend | zullen samendrijven samen zullen drijven |
te zullen samendrijven samen te zullen drijven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben samengedreven | te hebben samengedreven | ||||||||
toekomend | samengedreven zullen hebben | samengedreven te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
samendrijvend | samengedreven | ev. drijf samen |
mv. verouderd drijft samen |
drijve samen (bijzin) samendrijve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | drijf samen | drijft samen | drijft samen | drijft samen | drijft samen | drijven samen | drijven samen | drijven samen | |||
verleden (o.v.t.) | dreef samen | dreef samen | dreef samen | dreef samen | dreef samen | dreven samen | dreven samen | dreven samen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal samendrijven | zult/zal samendrijven | zult/zal samendrijven | zult samendrijven | zal samendrijven | zullen samendrijven | zullen samendrijven | zullen samendrijven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samendrijven | zou samendrijven | zou(dt) samendrijven | zoudt samendrijven | zou samendrijven | zouden samendrijven | zouden samendrijven | zouden samendrijven | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | samendrijf | samendrijft | samendrijft | samendrijft | samendrijft | samendrijven | samendrijven | samendrijven | |||
verleden (o.v.t.) | samendreef | samendreef | samendreef | samendreef | samendreef | samendreven | samendreven | samendreven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal samendrijven samen zal drijven |
zult/zal samendrijven samen zult/zal drijven |
zult/zal samendrijven samen zult/zal drijven |
zult samendrijven samen zult drijven |
zal samendrijven samen zal drijven |
zullen samendrijven samen zullen drijven |
zullen samendrijven samen zullen drijven |
zullen samendrijven samen zullen drijven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samendrijven samen zou drijven |
zou samendrijven samen zou drijven |
zou(dt) samendrijven samen zou(dt) drijven |
zoudt samendrijven samen zoudt drijven |
zou samendrijven samen zou drijven |
zouden samendrijven samen zouden drijven |
zouden samendrijven samen zouden drijven |
zouden samendrijven samen zouden drijven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb samengedreven | hebt samengedreven | hebt/heeft samengedreven | hebt samengedreven | heeft samengedreven | hebben samengedreven | hebben samengedreven | hebben samengedreven | |||
verleden (v.v.t.) | had samengedreven | had samengedreven | had samengedreven | hadt samengedreven | had samengedreven | hadden samengedreven | hadden samengedreven | hadden samengedreven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal samengedreven hebben | zal/zult samengedreven hebben | zult/zal samengedreven hebben | zult samengedreven hebben | zal samengedreven hebben | zullen samengedreven hebben | zullen samengedreven hebben | zullen samengedreven hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou samengedreven hebben | zou samengedreven hebben | zou/zoudt samengedreven hebben | zoudt samengedreven hebben | zou samengedreven hebben | zouden samengedreven hebben | zouden samengedreven hebben | zouden samengedreven hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm samengedreven worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt samengedreven | er is samengedreven | |||||||||
verleden | er werd samengedreven | er was samengedreven | |||||||||
toekomend | er zal samengedreven worden | er zal samengedreven zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou samengedreven worden | er zou samengedreven zijn | |||||||||
lijdende vorm samengedreven worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | samengedreven worden | samengedreven te worden | ||||||||
toekomend | samengedreven zullen worden | samengedreven te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | samengedreven zijn | samengedreven te zijn | ||||||||
toekomend | samengedreven zullen zijn | samengedreven te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word samengedreven | wordt samengedreven | wordt samengedreven | wordt samengedreven | wordt samengedreven | worden samengedreven | worden samengedreven | worden samengedreven | |||
verleden (o.v.t.) | werd samengedreven | werd samengedreven | werd samengedreven | werdt samengedreven | werd samengedreven | werden samengedreven | werden samengedreven | werden samengedreven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal samengedreven worden | zult samengedreven worden | zult samengedreven worden | zult samengedreven worden | zal samengedreven worden | zullen samengedreven worden | zullen samengedreven worden | zullen samengedreven worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samengedreven worden | zou samengedreven worden | zou/zoudt samengedreven worden | zoudt samengedreven worden | zou samengedreven worden | zouden samengedreven worden | zouden samengedreven worden | zouden samengedreven worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben samengedreven | bent samengedreven | bent/is samengedreven | zijt samengedreven | is samengedreven | zijn samengedreven | zijn samengedreven | zijn samengedreven | |||
verleden (v.v.t.) | was samengedreven | was samengedreven | was samengedreven | waart samengedreven | was samengedreven | waren samengedreven | waren samengedreven | waren samengedreven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal samengedreven zijn | zult samengedreven zijn | zult samengedreven zijn | zult samengedreven zijn | zal samengedreven zijn | zullen samengedreven zijn | zullen samengedreven zijn | zullen samengedreven zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou samengedreven zijn | zou samengedreven zijn | zou/zoudt samengedreven zijn | zoudt samengedreven zijn | zou samengedreven zijn | zouden samengedreven zijn | zouden samengedreven zijn | zouden samengedreven zijn |