• sa·men·drij·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samendrijven
dreef samen
samengedreven
klasse 1 volledig

samendrijven

  1. overgankelijk door opjagen bijeenbrengen
    • De herdershond dreef de kudde in een oogwenk samen.