Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·man·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tot de verbeelding sprekend, onwerkelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1835 [1]
  • afgeleid van roman met het achtervoegsel -isch [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen romantisch romantischer
verbogen romantische romantischere
partitief romantisch romantischers -

Bijvoeglijk naamwoord

romantisch

  1. mooi en lieflijk
    • Zijn romantische kijk op de zaken hangt me goed de keel uit. 
     Het drong langzaam tot me door wat het woord ‘wildernis’ eigenlijk betekende: niet romantisch en mooi, maar zwaar, droog, verlaten en pijnlijk.[3]
     Voor Lauritz was het licht minder romantisch. In de midzomertijd werd als het weer het toeliet het hooi binnengehaald op Osteroy.[4]
  2. met betrekking tot de hofmakerij
    • Ze hadden een heel romantisch avondje op de boulevard bij maanlicht. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·man·tisch
stellend vergrotend overtreffend
romantisch
romantischer
am romantischsten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

romantisch

  1. romantisch