• ro·man·ti·se·ren

romantiseren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
romantiseren
romantiseerde
geromantiseerd
zwak -d volledig
  1. iets mooier en rooskleuriger voorstellen dan het in werkelijkheid is
    • Wat ik wel weet, is dat het leven vijfhonderd jaar geleden in deze contreien veel gewelddadiger en gevaarlijker was dan nu. Er was veel meer geweld, er waren veel meer moorden en verkrachtingen. Tegelijk romantiseren we die tijden ook. Mijn boeken willen entertainen zonder concessies te doen aan de realiteit. Ik steek geen belerend vingertje op. Ik wil vertellen, je moet er niet meer achter zoeken. Uiteindelijk is het allemaal escapisme. En daar is niks mis mee.’ [2] 
    • Heel veel mensen romantiseren het werk in de horeca, maar het is gewoon hard werken en je richten naar de wensen van de klanten. [3] 
     ‘Maar ik ben er achter gekomen dat thru-hiking’ soms een slechte keuze kan zijn. ‘Section hiking’ (gedurende langere tijd in delen lopen) is voor mij een veel betere optie. Thru-hiking is geromantiseerd en voor dromers. Uiteindelijk gaat het erom wat het beste bij je past. Voor mij gaat het om de ervaring.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard VRIJDAG 22 SEPTEMBER 2017 interview met Ken Follett
  3. Tubantia 19-september-2017
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers