een arcadisch landschap
  • ar·ca·disch
  • In de betekenis van ‘landelijk, idyllisch’ voor het eerst aangetroffen in 1647 [1]
  • uit het Grieks via Latijn, afgeleid van Arcadië met het achtervoegsel -isch [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen arcadisch arcadischer
verbogen arcadische arcadischere
partitief arcadisch arcadischers -

arcadisch [3]

  1. een utopische landelijke rust uitstralend,
    • Het dorpje Tiskadi ligt inderdaad afgelegen. Wie vanuit de Estste hoofdstad Tallinn hier naartoe rijdt, is aangewezen op kleine landweggetjes door een arcadisch landschap van beboste hellingen en kleine vennetjes. Vannacht is er verse sneeuw gevallen, de banden van de huurauto slippen vervaarlijk door de bochten. Als de zon door de wolken breekt, lijkt Letland op het Winter Wonderland van een Amerikaanse kerstfilm.[4] 
89 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[5]