arcadisch
- ar·ca·disch
- In de betekenis van ‘landelijk, idyllisch’ voor het eerst aangetroffen in 1647 [1]
- uit het Grieks via Latijn, afgeleid van Arcadië met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | arcadisch | arcadischer | |
verbogen | arcadische | arcadischere | |
partitief | arcadisch | arcadischers | - |
arcadisch [3]
- een utopische landelijke rust uitstralend,
- Het dorpje Tiskadi ligt inderdaad afgelegen. Wie vanuit de Estste hoofdstad Tallinn hier naartoe rijdt, is aangewezen op kleine landweggetjes door een arcadisch landschap van beboste hellingen en kleine vennetjes. Vannacht is er verse sneeuw gevallen, de banden van de huurauto slippen vervaarlijk door de bochten. Als de zon door de wolken breekt, lijkt Letland op het Winter Wonderland van een Amerikaanse kerstfilm.[4]
- idyllisch, landelijk, herderlijk, romantisch, naïef, boers, pastoraal, rustiek, bucolisch, paradijselijk
- Het woord arcadisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arcadisch" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "arcadisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ arcadisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Steven Derix
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be